
Volgens de historicus en chronoloog Guillaume de Tyre gingen de Tempeliers de stad binnen zonder dat Bernard hiervan op de hoogte was. Bernard had de andere kruisvaarders verboden de stad binnen te gaan, omdat hij niet wilde dat de geplunderde goederen in handen van de koning zouden vallen. Bernard en ongeveer veertig van zijn Tempeliers vonden uiteindelijk de dood. Ze waren niet opgewassen tegen de overmacht van het Egyptische garnizoen. Hun lichamen werden op de muren geplaatst en hun hoofden werden naar de sultan gestuurd. Sommige modernere bronnen zeggen dat het beeld van Guillaume de Tyre enigszins vertroebeld was, omdat hij zich baseerde op de bronnen van de legeraanvoerders, waarin ze aangaven waarom ze de Tempeliers niet volgden in de stad.
Een paar dagen later nam Boudewijn III de vestiging in. Kort daarna stelden de Tempeliers André de Montbard aan als Grootmeester.
Hugues, chatelain de Saint-Omer, sn de Fauquemberghes
Omstreeks 1140 krijgt de tempelorde de parochie Leffinge (met bijbehorende rechten, gronden en gebouwen) van de Vlaamse adellijke familie de Fauquemberghes, die in 1118 de orde mee had opgericht. Het eerste centrum van de tempeliers is het huis Ten Dike, gelegen aan een oude getijdengeul in het noorden van Leffinge. De tempelorde blijft bezittingen verwerven en drukt haar stempel op de sociale, economische en religieuze topografie van het middeleeuwse landschap.