Bertrand de Blanchefort was de zesde grootmeester der Tempeliersorde vanaf 1156 tot zijn dood in 1169. Hij verwierf bekendheid door zijn grote hervormingen binnen de orde.
De naam van Bertrand de Blanquefort verschijnt voor de eerste maal op 2 november 1156 op een vredesakkood tussen Baudoin IV en de Pisanen. Zes maanden na zijn aanstelling, op 19 juni 1157 werd hij samen met 86 andere ridders van de Tempel gevangen genomen na de slag bij het meer van Mérom. Hij blijft voor drie jaar de gevangene van sultan Nour-el-Din tot de keizer van Byzantium zijn losgeld betaalde. In 1165 zal Nour-ed-Din opnieuw een zware slag toebrengen aan de Orde, ditmaal bij Haren waar 60 ridders het leven verloren. Bertrand de Blanquefort was op dat moment in Egypte met koning Amaury (die zou sterven aan melaatsheid), opvolger van Baudoin III. De Grootmeester sterft op 2 februari 1169.
Bemerkingen :
* Volgens Baigent, Leigh en Lincoln was Bertrand de Blanchefort de vierde Grootmeester van 1153 tot 1170 (de reden hiervoor is dat Evrard des Barres en André de Montbard in feite geen Grootmeesters waren. Hij zou uit een Kathaarse familie afstammen (dit wordt echter nergens vermeld, waarbij nog komt dat Guillaume de Tyr hem beschreef als een 'religieus en godsvrezend man').
* Dezelfde schrijvers zijn de mening toegedaan dat het kasteel Blanchefort, die op enkele kilometers van Rennes-le-Château ligt zijn ouderlijk huis was. Jean Markale verklaart formeel dat de Bertrand de Blanchefort geen lid was van de familie Blanchefort van Razès (Haute-Vallée de L'Aude), maar van de familie Blanquefort uit Guyenne. De plaats Blanchefort (tegenover de berg Cardou) heeft volgens Richard Andrews en Paul Schellenberger geen direct verband met de Tempeliers gehad (dit misverstand ontstond door de naam 'Bernardi de 'Blanca Fort' die voorkwam in het gebied van Rennes, maar niets te maken had met de zesde Grootmeester).
Van deze Bertrand is bekend dat hij in 1156 een groep Duitse mijnwerkers naar Frankrijk haalde voor werkzaamheden in de buurt van Blanchefort. Een vreemde zaak, want de mijnen waren in die tijd al uitgeput. Ook is het merkwaardig te noemen dat ze geen contact mochten hebben met de plaatselijke bevolking. Zou dit verband kunnen houden met de Geheime Plaats?
Uit het vermoeden dat de Tempeliers achter de bouw van het patroon zitten wordt ook het belang verklaard van het "Château des Templiers" in Le Bézu, dat in 1288 door Pierre II de Voisins werd verbouwd. Voor de bouw van een kapel en een uitkijkpost haalde hij een speciale groep Tempeliers uit de Roussillon hiernaar toe. In Deel 4 had ik mij verbaasd dat de lijn van Le Bézu door Punt X naar de kerk liep van Serres, en niet naar het kasteel. Maar ook dat is nu aan de hand van het Kerken-patroon opgehelderd. Bovendien heb je vanaf de Tempelierspost, officieel "Château d'Albedun" geheten, een prachtig uitzicht op de Geheime Plaats en kan je het goed in de gaten houden.
Een ander bewijs wordt gevormd door de commanderie van de Tempeliers in Campagne-sur-Aude. Het langste deel van het kruis van het Kerken-patroon wordt gevormd door de middelloodlijn op Peyrolles-Serres. Deze gaat door de kerk van Cassaignes. Maar het verlengde van deze lijn eindigt in de kerk van de genoemde commanderie. Een duidelijker aanwijzing bestaat er niet.