Een eerste versie
Er was eens een oude dame die voelde dat ze zou gaan sterven. Ze riep haar biechtvader, de abt van het dorp waar ze woonde, bij zich en vertelde hem een groot geheim. Ze nam hem in vertrouwen en gaf hem verschillende papieren die hij goed moest bewaren. De abt, die behoorlijk was geschrokken van het verhaal dat ze hem vertelde, verstopte de papieren in een holle pilaar in zijn kerk.
Het waren roerige tijden en de abt was pas tien jaar na de dood van de dame in staat om een steen op haar graf aan te brengen. Op die steen liet hij een vreemde tekst graveren: Et in Arcadia Ego, in Griekse letters. Daaraan waren andere woorden en tekens toegevoegd die het geheel een mysterieus aanzien gaven. Aan het hoofd van het graf liet hij een steen neerzetten waarop stond wie er begraven lag. Maar ook met die tekst was iets vreemds aan de hand. Het leek net alsof er een amateur bezig was geweest die niet precies had uitgerekend hoe lang de woorden en zinnen waren.
Vlak na het voltooien van de grafstenen moest de abt vluchten. In zijn land was er een revolutie uit gebroken en alle mensen van de kerk waren verdacht. Hij was al oud en ver weg van het dorp, in een ander land zat hij in over hoe hij het geheim kon doorgeven in vertrouwde handen. Gelukkig waren er meer mensen uit zijn omgeving naar dezelfde stad in dat andere land gekomen. Hij vertelde aan twee priesters dat er in zijn dorp een grote schat verborgen was. De sleutel tot die schat was te vinden in zijn kerk.
Deze twee priesters gaven, aan het eind van hun leven, op hun beurt het geheim door aan weer twee andere mannen. Het was de jongste van de twee die ruim honderd jaar nadat de oude dame was gestorven, pastoor werd van dat dorp.
De jonge pastoor was nog jong, 33 jaar, en heel enthousiast. Hij vond zowel de woning van de pastoor als de kerk verwaarloosd. Hij begon voortvarend met herstelwerkzaamheden.Omdat men er een ander altaar wilde neerzetten, werd het oude weg gehaald. Tot verbazing van de abt bleek dat één van de pilaren waarop het altaar rustte hol was. Of was de verbazing gespeeld en wist hij wat er te vinden was? Hij vond er in ieder geval vier houten kokers met daarin papieren. Twee ervan bevatten stambomen, maar de twee anderen leken geschreven door de biechtvader van de oude dame. Deze twee documenten leken teksten uit het Nieuwe Testament te bevatten. Gaven zij, in code, een bericht door over een te vinden schat? Of was het de erin vervatte informatie die die 'schat' was? Hetzelfde gold ook voor de teksten die op de stenen van haar graf stonden. Waren het aanwijzingen in code?
Het was achteraf duidelijk dat met de vondst van die papieren de rijkdom van de abt snel toe nam. Terwijl de verbouwingen aan de gang waren kreeg de pastoor onverwacht bezoek van een afgezant van een rijke weduwe. Haar man was de laatste troonpretendent geweest van de koningsfamilie die lang over het land had geregeerd. De abt kreeg een enorm bedrag als bijdrage voor de restauratie van de kerk. Het bleek dat zij op de hoogte was van het bestaan van de schat. Een familielid van de oude vrouw die meer dan honderd jaar daarvoor was overleden had lang geleden aan het hof verteld wie het geheim bewaarde.
De abt ondertussen werd ook geholpen door een oudere een 'ingewijde'. Waarom hij deed wat hij deed is niet helemaal duidelijk, maar hij publiceerde een vreemd boek, waarin hij op een ingewikkelde manier, middels een geheimschrift aangaf waar de schat van de oude dame te vinden zou zijn.
Eén van de eerste dingen waaraan de dorpelingen konden merken dat er iets aan het veranderen was bij de abt thuis, was aan het gedrag van zijn huishoudster. Deze jongedame van begin 20 begon zich plotseling te kleden 'als een dame uit de hoofdstad'. Vreemd, hoe zou ze aan het geld komen? Ook begon men zich te verwonderen over de manier waarop hun kerkje werd verbouwd.
Er werd geroddeld dat er onder de kerk graven waren gevonden en dat de abt die plunderde. Maar als dat zo was geweest, was dat na verloop van tijd uitgekomen. Noch de bisschop, noch de paus reageerde echter.
In de jaren erna schijnt de abt een aantal sporen dat anderen konden gebruiken om dezelfde ontdekking te doen, uit te hebben gewist. Zo werd de steen op het graf van de oude dame weg gehaald en probeerde men de inscriptie erop weg te schaven. Zelf ging hij op reis naar de hoofdstad, ontmoette daar verschillende personen die hij uitnodigde om naar zijn dorp te komen. Vreemd gezelschap voor een abt: een bekende occultist, een zangeres en de oprichter van een bekende magische orde.
Hij ging er ook naar musea en kocht er kopieën van twee zeventiende eeuwse schilderijen van landschappen. Vreemd genoeg beweerde men later dat die schilderijen afbeeldingen van de omgeving van het dorp van de abt waren.
De inwoners van het dorp trouwens begonnen te protesteren tegen de 'herstelwerkzaamheden' toen men het kerkhof begon om te gooien, zonder al teveel zorg voor de graven van de vroegere dorpsbewoners. Hun afstammelingen protesteerden bij de politie.
Terwijl de abt op reis was, kwam er nog steeds geld binnen uit alle delen van het land en zelfs uit het buitenland. Veelal kwamen die van religieuze instellingen. Zo werd de kerk een vreemd barok werk, overdadig qua versieringen en slecht passend bij een dorp waarvan de inwoners het soms moeilijk hadden. Toch was het nog niet genoeg. De abt liet voor zichzelf en zijn huishoudster een nieuwe woning bouwen. Daarbij liet hij een torentje bouwen dat ook nu nog als een soort symbool van het dorpje geldt.
Helaas voor de abt begon het na 1903 te veranderen. Er kwam een nieuwe paus en in de naburige grote stad zetelde een andere bisschop. De geldstroom begon minder te worden. Hij moest zuinig aan gaan doen. Maar het werd nog erger. In 1909 was er zo'n gebrek aan geld dat hij meubels en andere bezittingen moest gaan verkopen. Het Vaticaan noemde hem een verdacht persoon en als klap op de vuurpijl werd er een andere pastoor voor het dorp benoemd. De schulden die de abt had gemaakt werden hem kwijt gescholden, maar het feit dat hij zijn huis uit moest en zijn dorp moest verlaten kostte hem zijn gezondheid.
Toen veranderde de zaak ook ineens weer ten goede. De oudere collega, waar we hierboven over spraken, overleed. Maar op zijn sterfbed vertrouwde hij 'onze' abt zijn deel van het geheim toe. Was het opnieuw een aanwijzing naar een deel van de schat? Tegelijkertijd kwam er weer een nieuwe paus die weer wat toeschietelijker was ten opzichte van de abt en zijn bezigheden. De schrale tijden leken voorbij en hij kon weer als rijk man terug naar zijn dorp. Toch was het gedaan met zijn gezondheid. Hij overleed in 1917, 64 jaar oud. Zijn huishoudster werd 85 en stierf in 1953. Vlak voor haar dood werd ze gezien in de tuin. Ze was papieren aan verbranden. Onduidelijk bleef of zij op haar beurt het geheim had doorgegeven.
uit Passage6 (Ed Jansen)