Een 'ingewijd' lezer van versie 1, heeft het al begrepen. Het is een samenvatting van het verhaal over de schat van Rennes-le-Château. De abt in het verhaal is Bérenger Saunière en over hem en zijn vermeende schat gaan de vreemdste verhalen.
Eén van de eersten die er over schreef en speculeerde was een Fransman, Gérard de Sède die in de jaren zestig Le Trésor Maudit publiceert. In dit boek stond de eerste versie van het verhaal over de abt die in 1891 in een holle pilaar in zijn kerk papieren vindt. Met de informatie uit die papieren gaat hij naar Parijs. Vlak erna blijkt hij over veel geld te beschikken. Het boek brengt een eerste serie schatgravers op de been. Het resultaat is dat de gemeenteraad van het dorp al aan het begin van de jaren zeventig verbiedt te graven naar de schat.
Het boek over de 'vervloekte schat' kwam ook in handen van een Engelsman, Henry Lincoln. Hij raakte geïnteresseerd en maakte voor de BBC een documentaire over het dorp en de schat, The Lost Treasure of Jerusalem. Hetgeen hij in de film 'ontdekte' werd uitgebouwd in een boek dat hij samen met twee anderen schreef: The Holy Blood and the Holy Grail.
Men bleek de beschikking te hebben over de twee oude teksten van de biechtvader, Antoine Bigou. Ze bevatten aanwijzingen voor het vinden van de schat van de oude dame, Marie, Markiezin d'Hautpoul de Blanchefort. Zij had haar biechtvader verteld dat het ging om een geheim dat van generatie op generatie was doorverteld. Ze stierf kinderloos en was dus wel gedwongen om het aan iemand toe te vertrouwen. Vreemd genoeg wezen de vreemde tekens op haar grafsteen in dezelfde richting als de boodschap die men ontcijferde uit de teksten van de biechtvader. Ze verwezen naar een schilderij van de Franse schilder Poussin, Et in Arcadia Ego. Het is één van de schilderijen waarvan Saunière een kopie meenam uit Parijs. Tenminste... Er is geen onafhankelijk bewijs dat de abt in die tijd Parijs bezocht heeft. Kopieën van het schilderij van Poussin werden door het Louvre overigens pas na 1901 verkocht! Er waren ook andere raadsels, waaronder de holle pilaar, die was veel te klein om vier houten kokers te bergen.
Het probleem van boeken als Het Heilige Bloed en de Heilige Graal en diens opvolger De Messiaanse Erfenis is dat ze bol staan met zinnen die beginnen met "Men zegt dat..." , "Het schijnt dat..." en "Er zijn verhalen die vertellen dat..." Met andere woorden: de informatie is niet betrouwbaar. Er worden verbanden gelegd op basis van klankovereenkomsten in verschillende talen of door onbewezen verhalen dat mensen elkaar 'wellicht' hebben leren kennen. Het is een soort pseudogeschiedenis van mensen die de 'gewone' geschiedenis niet spannend genoeg vinden.
Maar sommige 'connecties' echter zijn te mooi om onbeschreven te blijven. Saunière zou in 1891, tijdens zijn bezoek aan Parijs, operazangeres Emma Calvé (1858 - 1942) hebben leren kennen. Calvé was van oorsprong Spaanse en was bezig door te breken als sopraan. Zij had inderdaad belangstelling voor 'spirituele zaken'. Mede daardoor was ze in contact gekomen met Jules Bois (1868 - 1943) een schrijver en journalist die zich zeer voor dat soort zaken interesseerde. Hij was bevriend met Joris Karl Huysmans en publiceerde boeken en artikelen over Rozenkruisers en andere genootschappen in Frankrijk. Ook was hij bevriend met ene Samuel MacGregor Mathers. Die vroeg hem in 1899 een ritueel van zijn magische orde te beschrijven. De naam van die orde was The Golden Dawn. Het is verleidelijk om te denken dat één van de deelnemers aan dat ritueel het nieuwe lid, Aleister Crowley was. Crowley die op een heel andere manier aan het einde van deze serie artikelen nog een keer op komt draven.
De schat van de abt zou door de jaren heen van alles zijn geweest. Eén schrijver heeft het over de schat uit de tempel van Jeruzalem. Toen de Romeinse legers onder leiding van de latere keizer Titus de stad in het jaar 70 veroverden namen ze schatten van de tempel mee naar Rome. Daar bleven ze bewaard tot in 410 de Visigoten de stad veroverden en de schat meenamen naar het gebied waar ze zich vestigden. Dat was het latere Zuid-Frankrijk en Noord-Spanje. Rennes-le-Château zou in die tijd een soort hoofdstad zijn geweest. Toen later het gebied steeds weer opnieuw werd aangevallen, zou de schat zijn verborgen. Andere schrijvers hebben het over de schatten van Katharen of Tempeliers. Eén van de voorouders van de oude dame, Bertrand de Blanchefort, was grootmeester van de orde geweest. Die Tempeliers blijven overigens voortdurend in dit soort verhalen opduiken. Eén andere variant wil dat de Tempeliers in het Heilige Land het graf van Jezus vonden en zijn beenderen opnieuw hebben begraven in de buurt van Rennes.
Maar is een schat hetzelfde als een geheim? De vraag stellen is hem beantwoorden. Men komt algauw op een ander thema, een verhaal dat al veel langer de ronde doet.
Aan de Zuid-Franse kust ligt het plaatsje Saintes-Maries-de-la-Mer. Daar zouden in het jaar 40 een groepje van de naaste volgelingen van Jezus zijn geland. Daaronder bevond zich Maria-Magdalena, waarvan het verhaal ging dat ze de vrouw van Jezus zou zijn geweest en zwanger van hem was. Dat kind zou dan de stamvader zijn geweest van de Franse koningen. Als Saunière met die informatie naar Parijs trok is het verklaarbaar dat hij toegang kreeg tot allerlei royalistische kringen. Een andere variant is dat Maria-Magdalena de schaal waarin Christus bloed zou zijn opgevangen, de graal, had mee gebracht.
Dat verhaal over 'bloed' doet denken aan het belang dat men in vroeger tijden hechtte aan het 'van koninklijke bloede' zijn. Het was verbonden aan het idee dat er tijdens de mis symbolisch werd gedronken van het bloed van Jezus. Het drinken van bloed werd gezien als het in zich opnemen van de kracht van een ander. Het hoorde echter ook bij beschuldigingen van kannibalisme en incest die werden geuit in de richting van minderheidsgroepen met gewoonten die men niet begreep. Ze werden aan het begin van de jaartelling geuit tegen joden en christenen. De laatsten namen de beschuldiging als het ware over om te gebruiken tegen allerlei zogenaamd 'ketterse' groepen. Zo komen we bijvoorbeeld weer uit bij de dingen die men over katharen en tempeliers zei.
Men zou het geloof in een 'bloedlijn' van Jezus ook kunnen beschrijven als een vorm van nationalisme. De Fransen werden eeuwenlang geleid door koningen wiens bloed 'goed' was. Om de eer en de glorie van het land weer in ere te herstellen was dus een terugkeer naar de oude waarden en normen nodig. En dat is nu precies waar een deel van rechts Frankrijk al sinds het verliezen van de Frans-Duitse oorlog, in 1871, mee bezig was. Het land was verslagen door 'blonde barbaren' en kon alleen 'gezuiverd' worden door alle factoren die van het land een zwakke natie hadden gemaakt uit te bannen. Het anti-semitisme herleefde in de Dreyfuss-affaire en speelde een verdere rol in het politieke leven.
uit Passage6 (Ed Jansen)