In 1319 stichtte koning Dinis de Portugese tak, de ‘Ordem da Cavalaria do Templo’ (kortweg ‘Templarios’) welke zijn zetel in Tomar had. Na de definitieve verdrijving van de Moren kreeg de orde een nieuwe opdracht: de vergroting van de Portugese koninklijke macht, Hendrik de Zeevaarder en Manuel I werden grootmeesters en konden zo de orde gebruiken voor hun idealen, de orde financierde de ontdekkingsreizen en verzorgde de bekering tot het christendom van de óngelovigen’. Haar symbool het achthoekige, rode kruis (overgenomen van de tempeliers) werd een begrip. Het was onderdeel van het wapen van Manuel I en het sierde elk zeil van de karvelen van de ontdekkingsreiziger.
De Tempelier als monnik van 1523 tot 1910.
Na deze roemruchte periode werd haar macht echter beperkt, doordat Joäo III in 1523 bepaalde dat het religieuze aspect weer de boventoon moest gaan voeren. De orde werd weer een zuivere monniksorde. In 1789 volgde de secularisatie en bij de val van de monarchie in 1910 werd de orde opgeheven.
De Portugese Gouden Eeuw van 1495 tot 1521.
Portugal was in de roemruchte periode de voornaamste maritieme en koloniale Europese mogendheid. Het bezat het monopolie op de handel van de specerijen en het kreeg de beschikking over Afrikaans goud en ivoor, Braziliaans suikerriet, Chinese zijde en Perzische tapijten. Lissabon werd als schakel tussen Europa, Azië, Amerika en Afrika de stapelplaats van allerhande exotische waar. In de eerste jaren stroomde het geld binnen: de Século de Ouro (= de Gouden Eeuw) was aangebroken. De koning die hier het meest van profiteerde was Manuel I ‘o Venturoso’(= de Gelukkige, 1495-1521).
De uittocht van 1521 tot ca 1550.
