Ridderorde: Maar de Tempeliers waren vooral een ridderorde. Aan het hoofd van de organisatie stond de grootmeester. De Grondregel gaf hem het statuut van alleenheerser, maar volgens het Hiërarchisch statuut moest hij in veel situaties overleggen met andere broeders of het Algemeen Kapittel. De orde heeft tweeëntwintig grootmeesters gekend waaronder zeventien Fransen. Het Algemeen Kapittel vond plaats op het hoofdkwartier op initiatief van de grootmeester. Deze vergadering besliste mee over belangrijke benoemingen, land, kastelen, oorlog en vrede. De grootcommandeur was de commandeur van de provincie Jeruzalem en de plaatsvervanger van de grootmeester. De provinciecommandeurs waren baas over hun provincie, maarschalken hadden de leiding over het leger.In het leger waren de ridders de elitetroepen. Iemand kon enkel tempelridder worden als hij de wettige zoon van een ridder was. Het was een eretitel die naast een hoger aanzien ook privileges opleverde zoals zwaardere wapens en meer paarden. De ridders werden bijgestaan door gewone soldaten en turcopolieren. Deze laatsten waren autochtone huurlingen, al dan niet van christelijke afkomst. Ze vochten op dezelfde wijze als de Turken: te paard met pijl en boog. De tempelorde beschikte over een aanzienlijke strijdmacht van 600 ridders, 2.000 soldaten en duizenden huurlingen.